We reden hele dagen op Honda’s, we kwamen snel
aanwaaien als geluk, en je hoefde maar
achterop te springen en geschaakt te willen worden.
En jij wilde altijd wel, o
je wist zoveel te vertellen
in een zoen, ademloos
hing ik aan je lippen tot
je achterover gleed, en ik trok
haastig door jou naar jezelf,
als een leger joden door de rode zee,
ik was de laatste die aankwam.
Uit “De lenige liefde”