Je wandelde met jezelf en met mij
langs de zee, toen je plots
je huid wilde zijn en zwemmen
en geheimen toevoegen aan
het water
en toen je weerkwam zei je
liefje, ik heb de maan gevangen.
Waar, vroeg ik, en je legde dun
een hand over je schoot
als een vinger op de lippen.
Uit “De lenige liefde – Met de vedel”