Wakker door kinderen, meedogenloos blij
op mijn buik. Wijn die allemaal van mij?
Weer zo’n dag waar niets anders mee te doen
valt dan hem te beginnen,
grommend, en met een dochter waar niets
anders mee te doen valt dan beminnen.
Kusje, vraag ik, en het plezier wat ze erin heeft
om dicht tegen mijn wang aan en heel snel terug-
trekkend p te zeggen, verrukt kijkend
naar het ontploffinkje wat dat geeft,
verzoent me met niet langer dromen:
vijf vingertjes rond mijn wijs-
vinger, om tot mezelf, of toch
tot bij haar po, te komen.
Uit “Met een klank van hobo”