Hoe hield ik platonisch van je gedachten
en onnoemelijk veel van de rest.
Je borsten waren zachte
kolfjes naar mijn hand,
twee afgeronde verhalen
met een pointe waarop ik erg was gesteld.
En sta me toe dat ik ook
onze goeie verhouding vermeld
tussen poëzie en leven:
ik wist dat ik zô met jou naar bed kon
als ik zulk een gedicht had geschreven.
Uit “De lenige liefde”