(Vrij, respectievelijk zeer vrij, naar Edna St. Vincent Millay)
Dood, ik zal sterven, maar da’s alles wat ik doe voor jou.
Ik zal niet bang zijn, veel plezier ga je er niet aan beleven.
Ik zal niet zuchten en niet huilen en niet beven.
Dood, ik zal sterven, maar da’s alles wat ik doe voor jou.
Ik heb gearbeid in de wijngaard van het leven.
En van dei wijn komen de vlekken op mijn huid.
Drie vrouwen zijn me komen wassen, hier zo even,
en kregen er die vlekken niet meer uit.
Laat mij dus zo maar wachten, als een bruid.
Want ik zal sterven, maar da’s alles wat ik doe voor jou.
Ik laat je niet veel over. Mijn gezicht is grauw.
Ik zal je aankijken met twee ogen van glas.
En als je ligt te pompen op mijn arm karkas
zul je wel merken dat je niet de eerste was.
Uit “Zolang er sneeuw ligt”