1969
Ik her inner me vooral mij. Hoe ik ineens één
vrouw had, in plaats van nu eens deze dan die.
En hoe we nu moesten, in plaats van ooit eens zouden,
van elkaar houden.
Ik zat in de kroeg te vertellen hoe mooi je wel was
en hoe verlegen en toch brutaal, tot vriendinnen
zeiden: ga dan thuis maar beminnen –
en hoe ik dan toch nog een laatste glas.
Ik weet nog hoe je soms achter je knieën zat te zwijgen
hoeveel vrouwen je allemaal alleen
voor mij wou zijn, als ik er maar was.
En dat ik nog te jong was om zoveel ineens te krijgen.
Uit “Schoolslag – Mechelen”