Ze kan monter aan komen waggelen als een Limburgse
boerin van vier jaar. Ze kan koket streng kijken
als mijn 75-jarige moeder van vier.
En als die moeder gestorven is, probeert ze
zo heel erg wijs te zijn dat haar hoofd er
scheef van staat, terwijl ze zegt: ‘als ik
dood ben, zal ik heel hard huilen, hoor.’
Ze heeft geen vader nodig, tenzij voor haar poppen.
Hoe ik dat moet doen, vraag ik. ‘Hier in de stoel
zitten, en de krant lezen,’ zegt ze. Ze speelt leven,
een uurtje, en daarna weer wat anders.
Ze leert me wat poëzie is: van een sneeuwbui
slechts één vlok volgen. Wat ik bij haar wil
kan altijd: dat het vandaag is.
Uit “De hectaren van het geheugen”